In de buurtschap Zwolle bij Groenlo, in de Achterhoek, daar ligt de monumentale boerderij Het Reirinck. Daar zat ooit eens in een grote eikenboom al jaren een ravennest. Toen waren in het vroege voorjaar de oude raven bezig het nest te herstellen. De boer van het Reiricnk vond het maar niets die grote vogels zo dicht bij zijn huis en het liefst had hij het nest uit de boom verwijderd maar dat kon nu niet meer. Zijn vrouw, kinderen en knecht zouden daartegen protesteren. Nu liep het tegen Pasen en de knecht, die elke keer omhoog keek naar het ravennest in de eik wilde wel eens weten hoever het met de eieren stond. Hij klom toen het vrouwtje weg was in de boom en keek in het nest. “Ik geleuf det de eier nog veur Paosen uutkomt” zei de knecht toen hij weer beneden was. “Det kan nooit,” was het antwoord van de boer. “Da’s veuls te vrog”. Maar de knecht was echt overtuigd dat de eieren dan wel zouden uitkomen. Ze kregen daarover woorden en het liep uit op een weddenschap. Als de eieren op Goede Vrijdag niet zouden zijn uitgekomen, had de knecht een jaarloon verspeeld. Kwamen ze op die dag of eerder wel uit, dan verspeelde de boer zijn beste koe. Dat kon hij best wagen, vond de boer. Hij had nog nooit gehoord dat een ravennest zo vroeg uitgekomen was. Maar gaandeweg werd de boer toch onzeker. De knecht had met zoveel overtuiging gesproken en omdat hij niet graag zijn beste koe verspeelde bedacht hij een gemene streek.
Toen de knecht op een dag alleen op het land was en niemand anders hem kon zien klom de boer naar boven naar het ravennest, haalde voorzichtig de eieren uit het nest en nam ze mee naar de keuken waar hij ze een tijdje in kokend water legde. En ze daarna weer teruglegde in het nest. “Ziezo,” dacht hij grijnzend “Die komt veur Paosen zeker niet meer uut”. Hij ging daarna gewoon aan het werk en deed alsof er niets gebeurd was. Zo werd het Goede Vrijdag en de boer zei tegen de knecht. “As de eier vandaag niet uutkomt, heb ie oe jaorloon verspeult. Gaot maor ens kieken”. De knecht klom omhoog tot hij weer over de rand van het nest kon kijken en schreeuwde enthousiast naar beneden “Ie bunt oe beste koe kwiet, d’r zit jongen in”. De boer wilde het natuurlijk niet geloven. Dat kon gewoonweg niet maar toen hij daarom zelf ging kijken lagen er inderdaad jonge raven in het nest. Mokkend stond hij zijn koe af en kon maar niet begrijpen hoe hij ondanks het koken van de eieren toch de weddenschap had verloren.
In dat najaar trok de boer het ravennest uit de eik want hij was natuurlijk nog steeds kwaad op het feit dat hij verloren had. Toen zag hij iets glinsteren tussen de takken van dit nest en vond een gouden kruisje.
Nu begreep de boer waarom hij de weddenschap had verloren. Hij legde het kruisje in een kistje en vergat het verder. Maar op een goede dag ging de oude grootmoeder die stijf was van de reumatiek op het kistje zitten en opeens was ze vrij van de altijd zeurende pijn en ze voelde zich weer als een jong meisje. Toen ze in het kistje keek vond ze het wonderkruisje. Het werd eerst bewaard op het Reirinck, maar daarna aan de kerk geschonken. Nog later kwam het kruisje terecht in de kerk van Xanten met nog de resten van het ravennest. Mensen die in Xanten de kerk bezochten kunnen achter het altaar nog de afbeelding zien van het ravennest, en ook het kruisje dat daar bewaard wordt. Kijk dit soort dingen gebeurde vroeger hier in de Achterhoek in Zwolle.